De Commissie Burgerlijke Vrijheden van het Europees Parlement (LIBE) heeft dinsdag via een stemming haar standpunt bepaald in vier belangrijke asiel- en migratiedossiers. De leden van het Europees Parlement krijgen daarmee een volledig mandaat om met de Lidstaten te onderhandelen over de belangrijkste wetgevende dossiers in het EU Asiel- en Migratiepact.
Het gaat concreet over de volgende dossiers:
-
Screeningsverordening, rapporteur Birgit SIPPEL (S&D, Duitsland). Deze verordening bepaalt dat alle personen die irregulier aan de buitengrenzen van de EU aankomen, binnen vijf dagen een veiligheids-, gezondheids-, kwetsbaarheids-, en identiteitsonderzoek moeten ondergaan.
-
Verordening asiel- en migratiebeheer (AMMR, de vervanger van de Dublinverordening), rapporteur Tomas TOBÉ (EVP, Zweden). Deze verordening organiseert de solidariteit in tijden van migratiedruk (via verplichte relocatiemaatregelen of bijstand voor capaciteitsopbouw) en bepaalt de verantwoordelijkheid van de lidstaten bij de behandeling van een asielverzoek (“Dublin”-criteria).
-
Crisis- en overmachtsverordening, rapporteur Juan Fernando LÓPEZ AGUILAR (S&D, Spanje). De crisisverordening heeft betrekking op uitzonderlijke situaties van een plotselinge en massale toestroom van onderdanen van derde landen of staatlozen over land of over zee.
-
Verordening asielprocedure (APR), rapporteur Fabienne KELLER (Renew, Frankrijk). Deze verordening richt o.a. de stap in na de screening aan de buitengrenzen, met name deze van de grensprocedures.
Het Europees Parlement en de Raad zijn medewetgevers, wat betekent dat beide de bevoegdheid delen om Europese wetgeving aan te nemen. De dossiers die voorliggen worden vastgesteld volgens de gewone wetgevingsprocedure, ook bekend onder haar oude naam “medebeslissingsprocedure”.
Vandaag werd aan de kant van het Parlement een onderhandelingsmandaat bepaald voor de vier bovengenoemde dossiers. Deze stemming opent de onderhandelingen met de Raad over de verordening inzake screening, waarover de Lidstaten in juni al een standpunt hebben bepaald. Dit betekent dat men voor het screeningsdossier naar de fase van de triloog kan, waaraan vertegenwoordigers van de Raad, het Parlement en de Commissie deelnemen.
Voor de overige drie instrumenten (AMMR, APR en Crisis) is het aan de Raad om eerst nog finaal een positie te bepalen voordat ook voor deze samen met het Parlement en de Commissie kunnen worden besproken. Het is duidelijk dat de Lidstaten nu dus opnieuw aan zet zijn. De Moor heeft daarom afgelopen vrijdag tijdens een ministeriële vergadering in Berlijn nog gepleit voor een strakkere tijdslijn in de Raad, waar de Lidstaten in zetelen. Ze vroeg daar om nog tijdens het Zweeds voorzitterschap werk te maken van een Raadsmandaat over de AMMR en APR-verordeningen, waarover de technische onderhandelingen nu al een tijdje lopen. Idealiter wordt dat mandaat dus in juni vastgelegd. Tegelijk moet de Raad ook de werkzaamheden over de crisisverordening aanvatten, volgens de Staatssecretaris.
De Moor: “De positiebepaling van het Europees Parlement in deze vier dossiers is een cruciale stap, en opnieuw een stap dichter bij het Pact. Ook al is de weg lang, we weten dat we tussentijdse stappen moeten nemen om in 2024 te kunnen landen. Daarom is het belangrijk een goed tempo aan te houden. Ik zal blijven duwen bij mijn collega’s om vaart te houden in de onderhandelingen. In juni moeten er teksten op tafel liggen, ook bij de Raad.”
Staatssecretaris de Moor zal op 26 april het LIBE comité ook toespreken in een zitting van het Europees Parlement, en daarbij ook haar Europese agenda en tijdslijn bespreken met de Europarlementariërs.